Als twee druppels water

als twee druppels water


Net zo eigenwijs zijn als je moeder. De grote neus van je vader hebben. Als twee druppels water op je eeneiige tweelingzusje lijken. Net zo gierig zijn als een verre tante of trekjes vertonen van een drankzuchtige oom.

Zomaar een greep uit opmerkingen over eigenschappen die we onze gezinsleden en familie toedichten.

Dat familieleden qua uiterlijk en/of karakter op elkaar lijken, vinden we allemaal heel normaal. We erven nou eenmaal dingen van onze ouders.

Op deze pagina vind je een korte uitleg hoe erfelijkheid werkt. 


Blauwe ogen of een puntige kin

In al onze lichaamscellen zit DNA*, ons erfelijk materiaal. Dit DNA kun je zien als een code, die in onze cellen wordt afgelezen en de processen in onze lichaamscellen regelt. DNA bepaalt dus hoe ons lichaam werkt en hoe het eruitziet. 

Of we bijvoorbeeld blauwe ogen hebben of een puntige kin. Of we aanleg hebben om dik te worden of in de zomer gauw een gebruinde huid krijgen.


Genen en chromosomen

Sommige van onze eigenschappen worden bepaald door één gen: één specifiek stukje DNA, dat voor één bepaald eiwit codeert. Bij andere eigenschappen speelt de combinatie van meerdere specifieke stukjes DNA, meerdere genen, een rol.

De genen van ons DNA liggen verdeeld over lange strengen DNA. Deze lange strengen worden chromosomen genoemd. Wij hebben standaard 23 paar chromosomen. Deze chromosoomparen zijn door wetenschappers genummerd – elk mens heeft twee stuks chromosoom 1, twee stuks chromosoom 2 enzovoort.**

Van elk paar erven we normaal gesproken een chromosoom van de ene ouder en het andere chromosoom van de andere ouder.***


Genvarianten

Hoe ons lichaam werkt en hoe het eruitziet, wordt dus bepaald door twee sets chromosomen: 23 stuks van de ene ouder en 23 stuks van de andere ouder. 

Elk paar chromosomen heeft hetzelfde type genen. Zo heeft bijvoorbeeld chromosoompaar 1 een gen dat we voor het gemak gen A noemen. Maar omdat de twee chromosomen 1 van twee verschillende ouders komen, kan het zijn dat de twee genen A van een persoon onderling verschillen. Dan spreken we van twee genvarianten, die we genvariant A1 en genvariant A2 kunnen noemen.


Een denkbeeldig voorbeeld: bruine sproetjes

Stel dat in bovenstaand voorbeeld Klaasje het chromosoom 1 met de genvariant A1 van zijn vader heeft gekregen. 

Klaasjes vader krijgt in de zomer bruine sproetjes op zijn huid en daarvoor is in deze denkbeeldige situatie genvariant A1 verantwoordelijk. A1 codeert namelijk voor het ‘bruinesproetjeseiwit’. De moeder van Klaasje heeft genvariant A2 doorgegeven en die codeert voor een eiwit dat geen kleur geeft aan de huid. 

Als de twee genvarianten A1 en A2 in het lichaam van Klaasje allebei voor evenveel eiwit coderen, ligt het dus voor de hand dat Klaasje in de zomer ook bruine sproetjes krijgt! 


Als twee druppels water

Zo simpel als in het denkbeeldige voorbeeld van de bruine sproetjes werkt erfelijkheid meestal echter niet. In hoeverre we op onze ouders lijken, wordt door vele genen tezamen bepaald. 

Daarnaast speelt ook de omgeving nog een rol in hoe we eruit komen te zien en in wat voor karaktereigenschappen we vertonen.

Zelfs eeneiige tweelingen zijn qua uiterlijk en/of karakter niet exact hetzelfde. Want hoewel deze tweelingen hetzelfde erfelijke materiaal hebben, verschilt de mate waarin de erfelijke eigenschappen zichtbaar of merkbaar zijn toch vaak nog. De ene tweeling heeft bijvoorbeeld een moedervlekje waar de ander dat niet heeft of is net een wat grotere flapuit dan de ander.

Terwijl tweelingen voor buitenstaanders als twee druppels water op elkaar lijken, houden naaste familie en partners ze meestal wél uit elkaar! 


* DNA is een afkorting voor deoxyribonucleic acid (in het Nederlands desoxyribonucleïnezuur)

** Het 23e chromosoompaar heeft niet het nummer 23 gekregen. Dit paar bepaalt namelijk welk geslacht iemand heeft. Vrouwen hebben als 23e paar twee X-chromosomen en mannen een X-chromosoom en een Y-chromosoom. Het X- en Y-chromosoom verschillen van elkaar - zo is het Y-chromosoom onder andere kleiner dan het X-chromosoom.

*** Het kan voorkomen dat een kind door een ‘verdeelfoutje’ bij de aanmaak van geslachtscellen (eicellen en zaadcellen) niet twee maar drie exemplaren van een bepaald chromosoom in zijn lichaamscellen heeft. Dat wordt trisomie genoemd.


Bronnen

erfelijkheid.nl
examenoverzicht.nl/biologie/erfelijkheid

Afbeelding van Arek Socha via Pixabay.